Nederland : drie voorwerpen

 

Groep: vanaf groep 4

Duur: 45 minuten

Ruimte: klaslokaal, kringopstelling

Materialen: drie voorwerpen die te maken hebben met het thema Nederland. 

 

Doel(en):

  • De leerlingen kunnen fantaseren over de gebruikswaarde van een voorwerp.
  • De leerlingen kunnen met elkaar spreken over de inhoud van een spel.

Inleiding:

Je zit met de leerlingen in een kring. In het midden van de kring liggen drie voorwerpen die te maken hebben met Nederland, denk bijvoorbeeld aan een speelgoed koe, tulpen, molen, klompen, delfsblauw tegeltje etc. Bekijk met de leerlingen de voorwerpen een voor een. Bespreek met de leerlingen verschillende vragen:

  • Wat is het voor een voorwerp?
  • Waar kun je het voor gebruiken?
  • Wat kun je erover fantaseren? 

Deze opdracht is bedoeld om de verbeelding van de leerlingen op te wekken.

 

Warming-up:

Samen met de leerlingen gaat u in een kring staan. Je neemt een voorwerp. De leerkracht start met het uitbeelden en gebruikt daarbij zijn fantasie. Voorbeeld: een klomp die je tegen je oor houdt (telefoon). De leerlingen moeten raden wat het is. Als de leerkracht is geweest dan geeft hij/ zij het door aan de leerling die naast hem/haar staat. Nu beeld deze leerling iets uit en de rest van de klas raadt het goede voorwerp.

 

Kern:

U verdeelt de leerlingen in groepjes van drie of vier leerlingen. Aan de hand van de drie verschillende voorwerpen gaan ze een verhaaltje bedenken waarin de drie voorwerpen in voorkomen. De leerlingen mogen de voorwerpen ook zoals normaal gebruiken maar ze mogen ook zoals in de warming-up fantaseren. De leerlingen moeten proberen om een kort maar bondig verhaaltje te bedenken.

 

Hierna laten de groepjes om de beurt hun verhaaltje zien. 

 

Afsluiting:

Bespreek met de leerlingen de verhaaltjes nog eens. Zijn de leerlingen tevreden? Wat hebben ze allemaal gezien? Hoe werden de drie voorwerpen gebruikt?